maandag 13 juli 2015

The quest for the stars. Part 2

A deep breath. I sit up straight in a bed of moss. Dark tall trees all around me, keeping every form of light out, away from here. Fear grabs my throat, I can’t breath. I look around me. ‘Where am I.’ I try to calm myself. A strange sound coming from my right. I listen, but soon the sounds are everywhere. I feel surrounded. I get up and start to run. A shrill laugh like an echo through the trees. I trip, get up again. I close my eyes.
‘It’s a dream, it’s a dream’ I tell myself over and over again. The sounds recede. I open my eyes.
‘It’s not a dream’ a man in a black robe. His ominous laughter, around me creeps and monsters gather. One of them, female, scraggy, she has antennae on her head, out of two ruptures come large wings, which must have been painful.

An infernal beeps, goes right through me. I press my hands over my ears and squeeze my eyes shut. I don’t want to hear it, I don’t want to see it. I fall to my knees, I scream………
‘Stop! Make it stop!’
There it is again that laugh. Tears roll down my cheeks. I pick my forces together and raise my head, my eyes pointed at him. Everything is covered in a red haze, blood.
‘Get lost’ I hear myself saying.
‘You can’t save them, Ailis’ his voice sounds like a whisper that makes your hair stand-up straight.
How can he know my name. A wind gust, he disappears and so do the monsters.

A light comes at me, it’s my star. ‘I am so glad to see you’ sounds hoarse out of my throat. Behind him floats a woman, whit white blond hair, a crescent on her forehead. They are getting closer.
The woman kneels beside me.
‘Please, don’t give up you are our last hope’ her beautiful brown eyes are full of despair. I don’t understand what she means. She helps me up. I hold out my hand.
‘Ailis’
‘I know, my name is Flores.’ She says while she bows. She stared puzzled at my hand. Quickly I lower my hand.
‘Acerbus, the man in black, his weakness comes from hope and love out of friendship. You can do it, follow him.’ She points at my globe. She gets swallowed by the darkness and is nowhere to be seen.

I follow the star, as Flores told me. We arrive at a large palace guarded by monsters of 3 meters tall and unbelievably  broad by all the muscles. While I start to panic about how to get past them, the star floats further. It looks like he knows a shortcut. A small hole in the wall, I can just about push myself through. Once on the other side, we search for a hiding place, a huge trough for the dragons they ride on. The iron odor of fresh blood surrounding us. My eyes fall on the glass greenhouse in the middle, the plants look withered and death in there. It seems like that in the greenhouse there is a swarm of fireflies, only bigger, they are like the globe next to me, stars.

‘Uh… uhmmmm’ comes from behind us. A voice behind me. I turn around and stare directly into a pair of bright green eyes. These sit in the face of a handsome man, with high cheekbones and broad shoulders. A dream to see. I’m mesmerized, whereby I don’t notice that the star, my globe is taken away from me.

‘So pretty, so beautiful. It’s a waist I have to get rid of you. You would have been a fine mistress.’ With a soft seductive voice he whispers into my ear. A shiver runs down my spine, but I’m feeling flattered, why?
‘Go to hell’ I say defiant whilst I’m pushed against the wall with nowhere to go.
‘I could of course stuff you like an animal and put you in my room. So your delicious beauty is there for me to enjoy everyday.’ He says whilst his fingers glide through my hair. At once his hand grabs my hair. The expression on his face suddenly changes, his eyes are shooting fire. He pulls me close.
‘Reminding myself how you resisted against me, how you were against me, dirty whore!’ a punch in my stomach.
‘How dare you, I’m your ruler’ he snaps at me. I feel how I start to glide away.
‘No way’ he grabs at my throat and lifts me up again. His fingers dig a way into my skin and squeeze my throat shit. I’m doing nothing only letting my tears escape.
A star appears behind him, on its way to the greenhouse to save its friends. It’s my star that is bashing at the door to save the others. My courage, which seconds ago was hard to find, but now is starting to grow inside of me again. I thought I lost him forever. I grab the arm of Acerbus in an attempt to free myself. It works.
‘Au’ he lets loose and is looking surprised at the large blister on his arm at the place where I touch him. I don’t understand, how…? But then I remembered what Flores told me ‘his weakness comes from hope and love out of friendship’. I’m not exactly Shure what I expected, but most definitely not this. I step in his direction, bringing my hands towards his face. I straighten my shoulders, take a breath  and brace myself. I take his face in between my hands, the way you would hold the face of a lover when you're about to kiss him or her. I look straight into his eyes and feel how the meat of his skin start to boil underneath my hands. With a frightful look in his eyes, he looks at me. He is trying to gasp for air. He better not, because it made him burst into flames. I took a step back and walked around him.

The Acerbus tried to extinguish himself by rolling on the ground breaks the lock of the greenhouse. The door flies open and the stars begin fleeing. Once more I look back at Acerbus, who is still trying to extinguish himself by rolling on the ground, but instead he sets his palace on fire. The flames grow bigger and bigger. I decide to not stay any longer and to run along with the stars, outwards in the direction of an open field. It’s night. We stand in the open field with a view on the wild sea of flames swallowing all the darkness.
The stars begin to dance around me like a hurricane, toward the sky where they can take their rightful place. I look upon the only lasting star on earth floating next to me, it stays.

It’s over, we won. ‘Look father, I saved the stars. I thought you said no woman could not do such a thing’

Dutch version: 

Nog een diepe ademteug. Ik zit rechtop in een bed van mos. Hoge donkere zwarte bomen om me heen, die elke vorm van licht buitenhouden. Angst grijpt naar mijn keel, ik krijg geen lucht. Ik kijk om me heen. ‘waar ben ik?’. Ik probeer mezelf te kalmeren. Een vreemd geluid rechts van me. Ik luister, maar al snel zijn de geluiden overal. Ik voel me omsingeld. Ik sta op en begin te rennen. Een schelle lach klinkt als een echo door de bomen. Ik struikel, sta weer op. Sluit mijn ogen.
‘Het is een droom, het is een droom’ zeg ik hardop tegen mijzelf. De geluiden ebben weg.
Ik open mijn ogen.
‘Het is geen droom.’ Een man in een zwart gewaad. Zijn onheilspellende gelach klinkt,  om me heen verzamelen zich griezels en monsters. Eén daarvan is vrouwelijk, mager, ze heeft voelsprieten op haar hoofd, uit twee scheuren in haar rug komen enorme vleugels, wat pijnlijk geweest moet zijn.         

Een helse piep klinkt, gaat dwars door me heen. Ik druk mijn handen tegen mijn oren en knijp mijn ogen stijf dicht om het geluid tegen te houden, ik wil het niet horen, ik wil het niet zien. Ik val op mijn knieën, ik gil…….
‘stop! Laat het ophouden’  Daar klinkt die lach weer. Tranen rollen over mijn wangen. Ik raap mijn kracht bij elkaar en hef mijn hoofd op, mijn ogen gericht op hem. Alles is bedekt met een rode waas, bloed.
‘Rot op!’ hoor ik mijzelf zeggen.
‘Je kunt ze niet redden, Ailis’ klinkt zijn stem als een gefluister waarvan je haren rechtop gaan staan. Hoe weet hij mijn naam? Een windvlaag, weg is hij, weg zijn de monsters.
Een licht komt op mij af, het is mijn lichtbol. ‘Ik ben zo blij je te zien’ klinkt het schor uit mijn keel. Achter hem zweeft een vrouw, wit blond haar, een halve maan op haar voorhoofd. Ze komen dichterbij.
De vrouw knielt naast me neer.
‘Geef alsjeblieft niet op, je bent onze laatste hoop’ haar mooie bruine ogen staan  vol wanhoop. Ik begrijp niet precies wat ze bedoelt. Ze helpt me overeind. Ik steek mijn hand uit.
‘Ailis’
‘Weet ik, mijn naam is Flores’ zegt ze en geeft een buiging waarna ze vol met vragen naar mijn hand staart. Snel laat ik mijn hand zakken.
‘Acerbus, de man in het zwart, zijn zwakte komt uit de hoop en de liefde die afkomstig zijn van  vriendschap. Je kunt het, volg hem’ ze wijst naar mijn bol. Ze wordt opgeslokt door het donker en is nergens meer te bekennen. 

Ik volg de bol, zoals Flores had gezegd. We komen uit bij een groot paleis bewaakt door monsters van 3 meter hoog en ongelofelijk breed van de spieren. Terwijl ik in paniek raak over hoe we daar langs zouden moeten komen, zweeft de bol al weer verder. Het lijkt erop dat hij een sluiproute weet. Een klein gat in de muur, waar ik me net door heen kan persen. Eenmaal aan de andere kant zoeken we snel een schuilplaats, een enorme trog voor de draken die ze berijden. De ijzeren geur van vers bloed hangt om ons heen. Mijn oog valt op een glazen kas te midden van de binnenplaats, de planten daarbinnen zien er dor en dood uit. Het lijkt alsof er in de kas een zwerm vuurvliegjes opgesloten zijn, maar ze zijn groter, ze zijn net als de bol naast me. Sterren.

                ‘Uh…uhmmm’ klinkt vanachter ons. Een stem achter me. Ik draai me om en staar recht in een paar heldergroene ogen. Deze zitten in het gezicht van een knappe man, met hoge jukbeenderen en brede schouders. Een droom om te zien. Ik ga helemaal in hem op, waardoor ik niet merk dat de ster, mijn bol bij me vandaan wordt gehaald.

 ‘Zo mooi, zo knap. Zonde om jou uit de weg te moeten ruimen. Je zou een fijne minnares zijn.’ Met een zachte verleidelijke stem fluistert hij in mijn oor. Een rilling loopt over mijn rug, maar ik voel me ook gevleid, waarom?
‘Loop naar de hel’ zeg ik uitdagend tegen hem terwijl ik geen kant op kan. Ik sta tegen de muur aangedrukt.
‘Ik zou je natuurlijk op kunnen zetten en in mijn kamer kunnen plaatsen. Dan zou ik elke dag van je heerlijke schoonheid kunnen genieten’ gaat hij verder alsof hij me niet gehoord heeft.
‘Dan zou ik elke dag je zijdezachte huidje aan kunnen raken, mijn vingers door je haar laten glijden, en mijn lippen in je nek kunnen drukken’ zegt hij terwijl zijn vingers door mijn haar glijden. Opeens grijpt zijn hand zich vast in mijn haar. De uitdrukking in zijn gezicht verandert plots, zijn ogen schieten vuur. Hij trekt mij naar zich toe.
‘Mijzelf eraan moeten herinneren hoe jij je tegen mij verzette, hoe jij tegen mij was’ een stomp in mijn maag.
‘Hoe durf je, ik ben jouw heerser, vuile hoer!’ bijt hij me toe. Ik voel hoe ik onderuit begin te zakken.
‘Mooi niet’ hij grijpt naar mijn keel en hijst me weer overeind. Zijn vingers graven zich in mijn huid en knijpen mijn keel dicht. Ik doe niks behalve tranen laten ontsnappen.

Een ster verschijnt achter hem, op weg naar de kas om zijn vriendjes te redden. Het is mijn ster, die tegen de deur van de kas beukt om de rest te bevrijden. Mijn moed die een paar seconden geleden ver te zoeken was, begint weer in me op te laaien. Ik dacht hem voorgoed kwijt te zijn. Ik grijp naar de arm van Acerbus in een poging van hem los te komen. Het werkt.
‘Au’ hij laat los en kijkt verbaast naar de grote brandblaar op zijn arm op de plaats waar ik hem heb aangeraakt. Ik begrijp het niet, hoe kon..? maar toen herinnerde ik wat Flores had gezegd ‘zijn zwakte komt uit de hoop en de liefde die afkomstig zijn van vriendschap’. Ik weet niet wat ik had verwacht, maar dit zeker niet. Ik doe een stap in zijn richting, breng mijn handen naar zijn gezicht, recht mijn schouders, adem diep in en zet me schrap.  Ik neem zijn gezicht in mijn handen, zoals je misschien bij een geliefde zou doen wanneer je hem of haar zou kussen. Ik kijk hem recht in zijn ogen en voel hoe het vlees van zijn huid onder mijn handen begint te gloeien. Met een angstige blik kijkt hij me aan. Hij probeert naar lucht te happen. Dit had hij beter niet kunnen doen, want hij vat vlam. Ik doe een stap naar achteren en loop om hem heen.

Op het moment dat Acerbus zichzelf probeert te blussen door over de grond heen te rollen, breekt het slot van de kas, waardoor de deur open vliegt en de sterren er uit beginnen te vluchten. Ik kijk nog een keer richting Acerbus nog steeds probeert hij zichzelf te blussen, door over de grond te rollen, in plaats daarvan steekt hij zijn paleis in de fik. De vlammen slaan wild om zich heen. Ik besluit niet langer te blijven en ren mee met de sterren, naar buiten richting een groot open veld. Het is nacht. We staan stil op het veld met uitzicht op de wilde vlammenzee die al de duisternis opslokt. De sterren beginnen om me heen te dansen als een orkaan, om zo richting de hemel te reizen en daar hun vertrouwde plek aan te nemen.
Ik kijk naar de laatst overgebleven ster, hij blijft. 

Het is voorbij, we hebben gewonnen. Kijk vader ik heb de sterren gered. Ik dacht dat je zei dat een vrouw dat niet zou kunnen.

 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten